Socialisme in Pakistan – deel 1
Pakistaanse Socialistishe Partij
Direct na de onafhankelijkheid van Pakistan in 1947 werd de
Pakistaanse Socialistische Partij, opgericht in 1948 was toen de enige
socialistische partij en was zowel actief in West als Oost Pakistan (het huidige Bangladesh). De bekendste oprichters waren Mohammed Yusuf Khan,
Mobarak Sagher.
De partij verzette zich aanvankelijk tegen de verdeling van India.
Met betrekking tot Kashmir bepleitte de partij een referendum te houden zodat de Kashmiri’s over hun eigen toekomst konden beslissen.
De politieke partij PML (Partij van de Moslim Liga) van toenmalig premier Liaquat Ali Khan wilde het Islamsocialisme als ideologie introduceren. De PSP was politiek geisoleerd met een kleine aanhang. De PSP was aangesloten bij de Aziatische Socialistische Conferentie. Het programma van de andere socialistische partij werd bestreden door conservatieven, die de leden uitmaakten voor “kafirs”.
Communistische Partij van Pakistan
De Communistische Partij van Pakistan had meer succes en veel aanhang op het platteland. De partij streed met boeren en arbeiders tegen de feodale grootgrondbezitters. De Communistische Partij vormde in 1950 met steun van de Awami Liga een democratiche regering in Oost-Pakistan.
De klassenstrijd verscherpte in 1958 toen leden van de PML en de Communistische Partij slaags raakten met de politie. De regering zette de CPP uit de regering. Zo’n 1.000 leden in West-Pakistan werden gearresteerd en in West de CPP verboden.
Toen de massale protestbewegingen toenamen zette president Iskander Ali Mirza
de grondwet buiten werking en werd de staat van beleg afgekondigd (de eerste
in de geschiedenis van Pakistan). De leider van de communisten, Hassan Nasir, werd herhaaldelijk door de politie gearresteerd en overleed tijdens gevangenschap in 1960.
Socialisme in Pakistan – deel 2
60-er jaren
Na invoering van de staat van beleg veranderde president Ayub Khan de parlementaire democratie in een presidentieel systeem, die “basisdemocratie” genoemd werd. Tijdens het presidentiele regime van Ayub Khan ging Pakistan over van een agrarische samenleving naar het begin van een snelle industriele ontwikkeling. Deze periode werd de “Grote Decade” genoemd.
Het ideologische conflict tussen China en de (toenmalige) Sowjet Unie leverde problemen op voor links. De Communistische Partij werd verdeeld in
2 kampen : pro-Peking en pro-Moskou.
22 families beheersten Pakistaanse economie
De economie werd beheerst door 22 industriele families die ook veel belangen hadden in het bankwezen. Zij beheersten 2/3 van de industriele productie, 80% van de banken en 79% van het verzekeringswezen. De arbeiders moesten voor lage lonen werken onder slechte omstandigheden.
Toen president Ayub Khan een voorstel deed de vijandelijkheden met India te staken leidde dat tot massale afwijzing van de burgermaatschappij (civil society). Massale demonstraties braken in 1966 uit nadat Ayub Khan de populaire minster van Buitenlandse Zaken Ali Boetto ontsloeg.
Toen een groep studenten uit Rawalpindi door politie-agenten waren mishandeld leidde dat tot een massale protestbeweging in 1968.
Toen arbeiders zich bij de protesterende studentenbeging aansloten werd socialisme op de agenda gezet.
Pakistaanse Volkspartij (PPP)
Na een succesvolle socialistische conferentie in Lahore werd de Pakistaanse
Volkspartij (Pakistan People’s Party) opgericht door socialisten, communisten
en linkse filosofen uit het hele land. Het manifest van de PPP luidde :
“De Islam is onze religie, Democratie is onze politiek, Socialisme is onze economie, Macht aan het Volk”. Het manifest was geschreven door de Bengaalse communist J.A. Rahim en werd voor het eerst gepubliceerd in 1967.
Het uiteindelijke doel van de partij was een egalitaire en “klassenloze maatschappij” die alleen door socialisme gerealiseerd kan worden.
In tegenstelling tot de Socialistische Partij groeide de PPP uit tot een massapartij. Met de leus “Land voor de landlozen” bepleitte de PPP niet alleen het feodalisme af te schaffen, dat het land geselde, maar ook het grootgrondbezit te verdelen onder de landlozen en kleine boeren.
De werkende klasse en de arbeidersbeweging kozen massaal voor deze partij.
Zij geloofden dat de PPP het kapitalisme in het land zou be-eindigen.
De centrale PPP-leus eind 60-er jaren was “Roti, Kapra aur Makan” (Brood,
Kleren en Huizen”). Begin 70-er jaren was de PPP de grootste linkse en meest invloedrijke linkse partij geworden met kranten als “Nusrat”, “Fatah” en “Mussawat”.
70-er jaren
Tijdens de verkiezingen van 1970 moest de PPP het opnemen tegen de Awami Liga en de Pakistaanse Moslim Liga (PML).
Een machtsstrijd tussen 2 partijen en een militaire actie in Oost-Pakistan (Bangladesh) en een hevige oorlog met India leidde tot de afscheiding van Bangladesh.
Na de oorlog trad de PPP op voor nationale eenheid en welvaart.
De PPP startte een nationalisatieprogramma, tastte het feodale systeem aan door landhervorming. Beperkingen werden gesteld aan de omvang van land dat eigenaren mochten bezitten. Grote aantallen kleine boeren en landlozen kwamen in aanmerking voor land. Arbeidersrechten werden sterk verbeterd, meer dan ooit tevoren. Armoede daalde enorm.
Toegang tot goede gezondheidszorg en gratis onderwijs. Niet alleen basisscholen, middelbare scholen en universiteiten werden genationaliseerd, maar ook banken, ijzer- en staalfabrieken, transportbedrijven, voedings- en chemische industrie-en.
De vakbeweging nam in kracht toe. De PPP startte het clandestine atoombomproject, bevorderde literatuur, industriele ontwikkelingen
en wetenschappen in het hele land.
Ondanks de steun voor de PPP veroorzaakte het internationale beleid een scheuring. Ondanks de toegenomen steun van de bevolking voor zaken op het gebied van sociale rechtvaardigheid stagneerde de economie van het land.
Veel kritiek kwam van religieuze uiterst conservatieve leiders op Bhutto’s socialistische politiek.
Ondanks overeenkomstige ideologie-en voerden de linkse partij ANP en de
PPP onderling een hevige politieke strijd. Het debat over samenwerking met de Afghaanse Communistische Partij veroorzaakte een grote scheuring en problemen met Afghistan escaleerden over de Durandlijn. De Communistiche Partij bekritiseerde het economische programma van de PPP-regering.
Deze gebeurtenissen leidden ertoe dat linkse partijen de PNA-alliantie kozen, die nota bene geleid werd door rechtse conservatieve partijen die wedijverden met de PPP tijdens de algemene verkiezingen van 1977.